Skip to main content
Heeft u vragen, opmerkingen, ideeën of suggesties? Stuur ons een e-mail via info@ferwertonline.nl

Het dorp

Het terpdorp Ferwert is ontstaan op een drietal terpen op de aanwezige strandwal. De bewoning gaat terug tot voor de jaartelling. De strandwal wordt aan de oostkant breder en daar ontstond buurschap de Rijp. In de negende eeuw wordt het dorp “Fatruwerde” en “Federwrde”genoemd.In de veertiende eeuw is het “Ferwerth”. Het eerste element is een persoonsnaam die mogelijk vrede betekent. Het tweede deel “wert” geeft een verhoogde woonplaats aan. Ferwert had een centrumfunctie voor de omgeving en was in de vroege tijden voor het jaar 1000 al een handelsplaats. Er moet een relatief grote activiteit op het gebied van handel en ambachten geweest zijn. Oostelijk van het dorp was een grote es aanwezig waar de handels- en handwerkslieden allen een stukje bouwland gebruikten. De contouren van de es waren in de negentiende eeuw nog zichtbaar. Ferwert is de hoofdplaats van de gemeente Ferwerderadiel. Oppervlakte van het dorp is ruim 1700 ha. Aantal inwoners nu ca 1900. De dorpskern is een beschermd dorpsgezicht.


De Burmaniaterp met Herjuwsma state


Een maquette van Herjuwsma state gemaakt door A. Veldema en R.P. Veltman op een feestwagen tijdens het dorpsfeest in 2010.

Zuidelijk van de dorpsterp lagen twee terpen. Op één ervan was een stateterrein aanwezig en werd in de Middeleeuwen de Westerterp genoemd. Later onstond de naam Burmaniaterp, naar de adelijke familie van Burmania die vanaf 1525 tot 1805 in het bovenop dat deel van de terp gebouwde kasteel Herjuwsma state woonde. De van Burmania’s zijn vooral bekend geworden door de edelman Gemme van Burmania (1523 – 1602) die bij de inhuldiging van Philips de Tweede in Brussel geweigerd zou hebben te knielen: “Wy Friezen knibbelje allinne foar God”

Standbeeld Gemme van Burmania bij de Poortfenne


Deze foto van ca 1910 toont de hoogte van de Burmaniaterp

Zijn standbeeld, gemaakt in 2009 door de Ferwerter kunstenaar Hans Jouta staat aan de westkant van het dorp waar de oprijlaan, ook Poortfenne genoemd, begon. Rond 1817 werd het slot waar dertien kamers in waren, voor afbraak verkocht. Rond 1907 is men begonnen de Burmaniaterp af te graven om de vruchtbare terpgrond voor bemestingsdoeleinden te verkopen. Met ruim 20 hectare en een hoogte van 4 tot 7 meter was het één van de grootste terpen in de omgeving. Meer dan 28 jaren heeft de afgraving geduurd waarbij men in 1912 de fundamenten van de state vond. In 1924 werd de dertienduizendste scheepsvracht terpgrond geladen. Veel terpvondsten uit de Burmaniaterp werden in het Fries Museum gebracht. Een ver verleden toonde zich. 


Cammingha state

Aan de Oostkant van het dorp was ook een state aanwezig, gebouwd rond 1400. Het droeg de naam Cammingha state genoemd naar de stichter Gerrolt van Cammingha. Vele adelijke families zijn aan die state verbonden geweest met namen als Mockema, van Sjuxma,van Marssum, van Vierssen, Van Burum en Hiddema van Knijff. Zoals toen zoveel met de adelijke huizen gebeurde, werd ook dit fraaie slot rond 1818 voor afbraak verkocht.



Meekma state

Deze state lag ook ten oosten van het dorp en is rond 1750 gebouwd door de toenmalige Grietman van Ferwerderadeel, Horatius Hiddema van Knijff. Bij het Kollumer oproer van 1748 werd n.l. door het volk zijn fraaie Lauta state in Wier in brand gestoken, Daarom liet hij bij Meekma state op de “Homeijepalen” bij de ingang in het Latijn vermelden” Daar mijn huis door vlammen werd verteerd tot asch, moet ik mij thans met deze nederige woning behelpen” Ook deze state ontkwam na de Franse tijd niet aan de slopershamer en werd rond 1814 afgebroken.


Klooster Foswert of Bethanië

Evenals de genoemde states zal ook Klooster Bethanië, gebouwd voor het jaar 1200 op de Foswerter terp, een groot gebouw geweest zijn. Er moet een fraaie houten kerk bij gestaan hebben die in 1369 in brand ging tijdens een veldslag tussen de monniken van Foswert en die van Klaarkamp. Die strijd heeft ca 80 jaar geduurd. Foswert was een Benedictijner dubbelklooster met meerdere uithoven in Ferwert, Blija en Hogebeintum. Het had een groot landbezit van 3500 pondematen (is bijna 1000 hectare) waarvan 1360 pondemaat in Ferwert. Het corpusland, wat door het klooster zelf gebruikt werd bedroeg 450 pondematen. Bij de Reformatie in 1580 werden de gebouwen “verdestrueerd” door een groep soldaten waarvan gezegd werd dat zij later met de “nonnekens” getrouwd zijn. Op het corpusland rond het voormalige klooster ontstonden later drie boerderijen.

 


Johannes van Dijk Januari 2017

Foto’s : collectie Soepboer en eigen foto’s .De belangrijkste bronnen: Pieter Duijff, Plaknamme Ferwert dec.2016 Friesch Dagblad./ Hinne Wagenaar, Liudger apostel fan ‘e Friezen? It Beaken 73./ G.J. de Lange en Paul.N. Noomen, Moederparochies en dochterparochies in Ferwerderadiel./ Verborgen verleden belicht./ Paul N. Noomen, De ontwikkeling van het parochiewezen in Oostergo De Vrije Fries 2014./ Herma M. van den Berg Noordelijk Oostergo Ferwerderadeel.

Sint Martinuskerk

De kerk van Ferwert volgens een tekening van Stellingwerf 1723

De kerk van Ferwert is één van de oudste kerken van Friesland, gesticht voor het jaar 1000. Een z.g. oerkerk dus. Er zijn aanwijzingen dat de bekende missionaris Liudger die rond 780/790 in Oostergo verkeerde, de kerk in Ferwert zou hebben gesticht. Het was van oorsprong een z.g. “bisschoppelijke eigenkerk” d.w.z. dat de Bisschop van Utrecht eigenaar was van kerk en landerijen. Daardoor was de Ferwerter kerk ook de moederparochie van waaruit de kerken in de andere dorpen in Ferwerderadeel, als Blije, Marrum, Hallum en de kerken in de dorpen in de Vlieterpen zijn ontstaan. De kerk van het dorp Jislum moet rond 1200 één van de laatsten zijn geweest. In die Roomse tijd bezat de kerk veel landerijen, waarbij de jaarlijkse opbrengsten verdeeld werden tussen pastorie, patroon, prebende en sacristie. Ongetwijfeld zal de eerste kerk van Ferwert van hout opgetrokken zijn en werd waarschijnlijk in de elfde eeuw vervangen door een gebouw van tufsteen. Mogelijk is in de zestiende eeuw of eerder dat gebouw afgebroken en is de huidige kerk gebouwd waarbij de bouw van het koor gedateerd kan worden op het jaar 1525, blijkens een jaartal in de rode zandstenen waterlijst ervan.

   

Jaartal 1525 in waterlijst                                                        Zijpaneel van de van Aysma herenbank

In de kerk is een eikenhouten preekstoel met achterschot en klankbord aanwezig. In het klankbord een alliantiewapen ter gelegenheid van het huwelijk in 1637 van Assuerus van Viersen en Jisca van Geertsma van Camminga State. Dezelfde familie van Viersen schonk de grote bolkroon die in het midden van het kerkschip hangt en waarin het jaar 1682 is gegraveerd. Er zijn drie overhuifde herenbanken aanwezig. Ook zijn er drie grafkelders waarvan één tussen herenbank en preekstoel. Aan de zuidmuur van de toren een zonnewijzer uit 1704. De windvaan op de toren dateert uit 1786 en heeft inscripties van de gekroonde wapens van de familie van Burmania- Schwarzenberg en Camminga.

Bij de Reformatie in 1581 toen de Roomskatholieke eredienst verboden werd, kreeg de kerk de naam “Gereformeerde Gemeente tot Jezus Christus” welke naam regelmatig in de oude kerkboeken genoemd wordt. In 1815 werd de naam gewijzigd in Nederlandse Hervormde kerk. Ferwert moet een aangename kerkelijke gemeente geweest zijn. In de hele achttiende eeuw waren er maar drie predikanten waarvan Ds Johannes de Schiffart 51 jaar zijn dienst in Ferwert vervulde van 1723 tot 1774.

Grafgedicht van Ds J. de Schiffart op de “wandeling” rond het kerkhof

Van de Ferwerter bevolking was een groot deel rechtzinnig. In de negentiende eeuw waren de Ferwerter predikanten meestal vrijzinnig. Dat kwam doordat de floreenplichtige landeigenaren floreenbelasting over hun bezit moesten betalen. Maar daarvoor had men ook rechten. Eén van die rechten was dat zij de predikant mochten benoemen. Omdat de denkwijze van de landeigenaren liberaal was, stemden zij altijd vrijzinnige predikanten. Door een uitspraak van de Hoge raad verviel deze wet in 1881 en waren de Friese kerken verlost van de dwang van de floreenplichtigen. Zodoende kreeg de Hervormde gemeente van Ferwert haar eerste rechtzinnige dominee in 1883 in de persoon van Ds W.H. Stegenga. Dat Ferwert in de twintigste eeuw zoveel rechtzinnig Hervormden en Gereformeerden telde, kwam vooral door het grote aantal gardeniers en landarbeiders,die bijna allen een orthodoxe achtergrond hadden. Wat daar ook aan meewerkte was het verschijnsel toen, dat de liberale boeren bij voorkeur gereformeerde arbeiders in dienst namen. Die waren immers gezeglijk en geen lid van die “rode “ arbeiders- vakbond. Het aantal lidmaten van de Geref. Kerk nam vooral toe in de eerste decennia van die twintigste eeuw. In het jaar 1920 moest daardoor de Geref. Kerk verbouwd worden omdat het aantal zitplaatsen verhoogd moest worden van 570 naar 720 stuks.

In het jaar 2009 vond de fusie plaats van de Hervormde gemeente en Gereformeerde kerk en ontstond de Protestantse Gemeente Ferwert waarbij het gebouw de naam kreeg : Sint Martinuskerk, naar de oorspronkelijke wijding aan de patroonheilige Sint Martinus. De kerk is gebouwd aan de rand van de dorpsterp en er ligt een ruim kerkhof omheen. Om de kerk en kerkhof te bereiken komt men over het Vrijhof door een 17e eeuws poortje.


Johannes van Dijk Januari 2017

Foto’s : collectie Soepboer en eigen foto’s .De belangrijkste bronnen: Pieter Duijff, Plaknamme Ferwert dec.2016 Friesch Dagblad./ Hinne Wagenaar, Liudger apostel fan ‘e Friezen? It Beaken 73./ G.J. de Lange en Paul.N. Noomen, Moederparochies en dochterparochies in Ferwerderadiel./ Verborgen verleden belicht./ Paul N. Noomen, De ontwikkeling van het parochiewezen in Oostergo De Vrije Fries 2014./ Herma M. van den Berg Noordelijk Oostergo Ferwerderadeel.

De middenstand & gardeniers

Opvallend in de dorpssamenleving waren middenstand en gardeniers:

DE MIDDENSTAND

Zoals in meer grotere dorpen was in Ferwert een uitgebreide nijverheid zoals hiervoor omschreven is maar ook een grote middenstand aanwezig. Vooral deze middenstand kreeg in de jaren zestig van de vorige eeuw te maken met de verandering der tijden en kon het niet volhouden. Hun aantal nam in korte tijd drastisch af. In de vijftiger jaren immers bestond de Ferwerter middenstand uit acht bakkers, zes kruideniers, drie slagers, twee melk- en twee groenteboeren en één visverkoper. Dan waren er nog huisvrouwen met winkeltjes aan huis! Er waren dus veel bakkers en kruideniers voor wie allen de klandizie verdeeld was naar kerkelijke gezindte waarbij de concurrentie dagelijks gevoeld werd. De verzuiling was immers nog volledig aanwezig in de maatschappij. Alle acht bakkers hadden allen een eigen oven. Zij brachten dagelijks witbrood, kuch, broodjes en roggebrood bij hun klanten per fiets met korf voorop. 

Voorstraat met bakker of kruidenier die zijn waar bij de klanten bezorgt.

Ook de kruideniers brachten hun waar per fiets met korf voorop naar de klant. Vooraf haalden ze een bestelboekje bij de huisvrouwen op en dan volgde de levering van stroop, groene zeep, havermout enz. De bij een organisatie aangesloten kruideniers riepen de slogans van die tijd: “De Sperwer spiedt, wat U het beste biedt“ en “Vivo deelt de lakens uit”. En wat vindt U van de visboer: “Laat Hogendijks vis prijken op Uw dis“. 

De melkboeren gingen het dorp door met een kar, waarop twee veertig literse melkbussen. Op het geluid van hun bel kwamen de huisvrouwen naar buiten en lieten een schaal of litermaat vullen met melk of karnemelkse pap. De groenteboer en visboer gingen op pad met bakfiets of kedde en wagen om hun waar aan de “vrouw” te brengen. 

Maar de mensen bezochten ook de dorpswinkels met de winkeliersvrouw achter de toonbank waar je de suiker of rozijnen uit ton of kist in een papieren puntzak mee kreeg. En wat door de week gehaald werd, werd genoteerd en één keer per week op zaterdag verrekend en betaald.

Wat een verschil met onze tijd: in de supermarkt van vandaag komen alle bovengenoemde beroepen samen. De klanten hálen zelf de boodschappen, pakken ze zelf uit de schappen, en betalen direct!


De gardeniers 

Hier lijken de mannen op de wagen te poseren. Vooral de witte knopen aan de kiel zijn opvallend. De man die de leidsels in handen heeft is Kees Dekker Sebastiana.

Ook het dorp Ferwert ontkwam niet aan de tijdgeest: de vroeger veelbesproken schaalvergroting in de landbouw in de tweede helft twintigste eeuw. Veel boerderijen die eeuwenlang hadden bestaan, verdwenen. Nu zijn er rond het dorp nog enkele grote bedrijven over. Ook kon de gardenier zich niet handhaven. Hij was geen tuinman zoals men de naam zou kunnen uitleggen, maar was een kleine zelfstandige met minder dan tien hectare land in gebruik. In Ferwert waren meer dan 40 gardeniers. Vaak bewerkte hij met zijn gezin maar enkele percelen bouwland en had vooral een bestaan uit de aardappelteelt. Soms hield men er een paar koeien bij. Of men had geen bouwland en was koemelker en leefde van vijf of zes koeien. Sommige hadden paard en wagen en andere weer niet. In de negentiende - en eerste helft twintigste eeuw waren er veel. Ze woonden meestal in het dorp zelf en huurden de losse- en kerkenlanderijen in het dorpsgebied. 

Een klein perceel aard-appel land
Met zorg gerooid, met greep en hand
Het paard de leidsels aangelegd
De oogst is goed, de vrouw gezegd. 

Velen hadden het niet gemakkelijk rond te komen maar ze waren vrij en hoefden niet in loondienst bij een landbouwer waar ook lange dagen voor weinig geld gearbeid moest worden. Na de zestiger jaren hielden ze er één voor één mee op.

Het was voorbij:

Geen draf gehoord meer in het dorp,’t is niet meer wat het eenmaal was
Geen damp van warme paardenvijg, geen geur van drogend gras
Geen losse steen voor ’t wagenwiel, geen witte knoop aan ’t blauwe kiel
Geen maaien met de zicht of zeis, geen volk meer in het veld
Geen koffie in de thermosfles, geen koek in glad papier
Voorbij… voorbij… de tijd der gardenier.

Johannes van Dijk 2016

 


Johannes van Dijk Januari 2017

Foto’s : collectie Soepboer en eigen foto’s .De belangrijkste bronnen: Pieter Duijff, Plaknamme Ferwert dec.2016 Friesch Dagblad./ Hinne Wagenaar, Liudger apostel fan ‘e Friezen? It Beaken 73./ G.J. de Lange en Paul.N. Noomen, Moederparochies en dochterparochies in Ferwerderadiel./ Verborgen verleden belicht./ Paul N. Noomen, De ontwikkeling van het parochiewezen in Oostergo De Vrije Fries 2014./ Herma M. van den Berg Noordelijk Oostergo Ferwerderadeel.

Bekende Ferwerters

Schrijvers en dichters 

Eeltje Boates Folkertsma, (1893-1968) Letterkundige, Frisiast, schrijver en essayist. Schreef taalkundige fragmenten, essays, kritieken en gedichten in de Friese taal. Vertaalde de Heidelbergse Cathechismus in het Fries en had een groot aandeel in de Friese Bijbelvertaling. 

Melis Stienstra (1838-1907) was kleermaker van beroep. Hij was Ferwerts volksdichter in die tijd. Hij was al jong lid van het Ferwerter selskip “Rîucht en Slîucht “ en publiceerde gedichten in hun uitgave “De biddeltekken“ uit 1859. 

Trinus Riemersma (1938- 2011) literair auteur in de Friese taal. Was eerst onderwijzer, studeerde daarna Fries en promoveerde in 1984. Schreef dichtbundels, korte verhalen, romans en literatuur kritische bijdragen. Won tweemaal de Gysbert Japicx prijs, eerst in 1965 met het boek “Fabryk” en de tweede was in 1995 met “De reade bwarre“

Oene Spoelstra (1944- ) agoog en schreef in de Friese taal gedichten, korte verhalen en een omvangrijk oeuvre éénakters en toneelstukken waaronder ook veel experimentele stukken.


Geneeskunde 

Hycke Bootes was de vrouw van de Mr Chirurgijn Tjeerd Ritzers. Zij kreeg in 1731 250 gulden uitgekeerd van de Friese Staten en ook nog een pensioen van 100 caroliguldens per jaar. Dit was voor het door haar bedachte en ontwikkelde recept van een geneesmiddel tegen hondsdolheid. 

Rienk Jans van der Leij (1768 – 1846) Was Vroed - en Heelmeester in Ferwert van 1799 tot 1846. Hij kreeg op 16 januari 1826 een gouden medaille uitgereikt “Ter belooning van zijn belangeloze ijver in het bevorderen van de koepokenting“

Gerardus Heymans (1857- 1930)Experimenteel psycholoog en psychisch monist. Was hoogleraar psychologie en filosofie bij de Rijksuniversiteit te Groningen van 1890 tot 1927.

Kerk

Jillert Claas van Egten overleden in 1748, was schoolmeester en organist in Ferwert van 1719 tot 1748. Hij stond bekend om zijn schoonschrijven. Zijn zoon Klaas Jilderts van Egten volgde hem op. Bijzonder was dat laatstgenoemde orgelles kreeg van de toen bekende Hamburgse organist J.W. Lustig die in Groningen woonde. 

Douwe Menzes Buursma (1799 – 1881) was voortrekker en leider van de kerkelijke afscheiding in Ferwerd in 1835. Hij was ook volksdichter en schreef een lang gedicht over de afscheiding. 

Adel en Patriciaat

Gemme van Herjuwsma en Gerbrand Mockama waren in de 16e eeuw edellieden te Ferwerd op Herjuwsma en Cammingha state. In 1512 werden beiden vals beschuldigd van landverraad door de Saksische overheerser. Hoewel Van Herjuwsma naar de kerk vluchtte en zich aan het altaar vasthield werd hij toch gearresteerd door Saksische soldaten .Mockama werd later vastgezet. Zij werden door de Saksen ter dood gebracht door onthoofding op 16 November 1512 voor het Kanselarijgebouw in Leeuwarden.

Gemme van Burmania, (ca 1523 - 1602 ) edelman op Herjuwsma State. Hij was één der vertegenwoordigers van de Friese Staten bij bij de inhuldiging in Brussel van Philips de Tweede in 1555. Van hem werd gezegd dat hij daar weigerde te knielen en de woorden sprak : “Wy Friezen knibbelje allinne foar God”

Allard van Burum (1678 - 1729) was grietman van Ferwerderadeel van 1721 tot 1729. Hij heeft het aan de Oostkant van het dorp gelegen Cammingha State gerenoveerd en fraaie tuinpartijen erbij aan laten aanleggen.

Horatius Hiddema van Knijff (1703-1770) was een schoonzoon van boven genoemde van Burum en werd na hem Grietman van Ferwerderadeel. Moest bij het z.g. Kollummer Oproer op eerste Pinksterdag 1748 in Ferwerd voor het volk verschijnen en is later op de dag met zijn familie naar Leeuwarden gevlucht, verborgen onder stro op een boerenwagen.

Mr Jan Albarda (1712 – 1789) Hij was secretaris van de Grietenij Ferwerderadeel. Was overste keurmeester goud en zilverwerken, bouwde in 1743 een nieuw huis met klokgevel op de hoek Vrijhof-Hogeburen. Zijn zoon Mr Willem Albarda (1764-1847) had vele publieke functies.


Boerengeslachten

Roula: oud, voornaam en welgesteld boerengeslacht afkomstig van Roula Sathe in de Rijp. Hadden publieke functies, zijn uitgestorven in de 17e eeuw. 

Wijmstra: een voornaam, welgesteld boerengeslacht wat in de 18e eeuw op Albada sathe woonde. Foppe Jorrits Wijmstra (1706 – 1774) was bijsitter (wethouder) van de Grietman en mederechter in Ferwerderadeel. 

Bouma: een voornaam boerengeslacht dat in de 19e eeuw in het kleiland op Feitsma sathe woonde. Schelte Cornelis Bouma ( 1783 - 1854) bezat meerdere boerenplaatsen, was raadslid van en dijkgraaf in de Grietenij Ferwerderadeel.


Johannes van Dijk Januari 2017

Foto’s : collectie Soepboer en eigen foto’s .De belangrijkste bronnen: Pieter Duijff, Plaknamme Ferwert dec.2016 Friesch Dagblad./ Hinne Wagenaar, Liudger apostel fan ‘e Friezen? It Beaken 73./ G.J. de Lange en Paul.N. Noomen, Moederparochies en dochterparochies in Ferwerderadiel./ Verborgen verleden belicht./ Paul N. Noomen, De ontwikkeling van het parochiewezen in Oostergo De Vrije Fries 2014./ Herma M. van den Berg Noordelijk Oostergo Ferwerderadeel.

Feenstrahuis

 

boelgoed1
Waar dit boelgoed op 21 Juni 1887  plaatsvond was op de boerenplaats het Feenstrahuis op de Hogebeintemer mieden. Dit was Groot Feenstrahuis , meer oostelijk lag het Klein Feenstrahuis. Een veel oudere naam uit de 16
e  eeuw is het Fensterhuis, huis op de Fennen dus.
boelgoed2

Oorspronkelijk behoorde de landerijen bij het vroegere Klooster Foswert evenals de de Bolleholle. Ongetwijfeld zullen de monniken in de oude tijden hier op deze mieden ontginningswerk hebben verricht. Bij deze boerenplaats behoorden ca 175 pondematen land. Rond het jaar 1750 is een opsplitsing geweest. Bij Feenstra huis bleef ca 100 pondematen en op de andere 75 pondematen werd een nieuwe boerderij gesticht : Liedenburg. Deze landerijen lagen aan de andere kant van de Oude Vaart. Daartussen lag de Bolleholle ook aan de westkant van de Oude vaart. Feenstra huis en Liedenburg behoorden tot het dorpsgebied van Hogebeintum maar de Bolleholle viel onder Ferwerd.

Het kaartje van de Hogebeintemermieden laat zien dat het land rond de boerderij ligt. De percelen genummerd met een acht behoorden bij het Groot Feenstrahuis.

boelgoed3

Het boelgoed

De advertentie van dit boerenboelgoed in Hogebeintum geeft een goed overzicht van hoe het  vroeger op een boerenbedrijf toeging. In onze tijd hebben wij dit bedrijf alleen gekend als melkveebedrijf en dat was het in 1887 ook, maar er was ook bouwland in gebruik. Dat is te zien aan in de advertentie genoemde ploegen, vorenploeg, eggen, voreneg, landrollen en dorschrol. Mogelijk werd er koolzaad en tarwe of haver  verbouwd. Er waren 22 melk koeien aanwezig, twee weidossen, hokkelingen, kalveren en een stier, een uitmuntend en gezond beslag vee zo wordt aangegeven. Bovendien waren er nog 6 varkens en 20 melkschapen  met  22 lammeren en natuurlijk kippen en een haan. In onze tijd zouden wij zeggen , een breed pakket. 22 melkkoeien was veel in die tijd. De koeien moesten allemaal met de hand gemolken worden. Bovendien werd er kaas geproduceerd. Dat is te zien aan de aanwezigheid van kaaspersen en het grote aantal van 42 koperen aden, 10 koperen emmers en  6 melkvaten. Al deze attributen stonden in de melkkelder. Deze lag vaak tussen woonhuis en stal of was onder het voorhuis gebouwd. De kelder lag lager waardoor het koel bleef,  tussen 5 en 10 graden. De aden of melkaden waren platte bakken met een overstekende rand. Deze werden geplaatst op een verhoging in de melkkelder. Ze werden gebruikt om de melk erin te laten staan en te laten stremmen. Ook liet men de melk wel twee of drie dagen staan, waardoor de room boven ging drijven. Dit werd eraf geschept en dan boter gemaakt. Ongetwijfeld zal van de melk van de 20 schapen ook  kaas gemaakt zijn. De melkkelder met kaasmakerij was vroeger het domein van de boerin. Het is wel zeker dat daar op het Feenstra huis in die tijd door het personeel  heel veel handwerk is verzet, zowel in de kaasmakerij als op het bedrijf om voer te winnen, hooi binnen te halen, mest uitrijden, sloten hekkelen enz. De aanwezigheid van zes paarden is daar ook een bewijs van.

Bij een boelgoed “ten sterfhuize van“ werd ook altijd het  meubilair verkocht, tafels, stoelen, kabinetten, secretaires, klokken, beddegoed enz enz Paartjes die gingen trouwen bezochten vaak deze boelgoeden om te proberen zo goedkoop mogelijk meubilair te kopen. De verkoop ging bij opbod onder leiding van een notaris. Alles wat ter verkoop werd aangeboden was genummer  waarbij een oproeper de nummers noemde, omschreef waar het omging en biedingen vroeg en het hoogste bod met een hamer slag bevestigde. De laatste zin in de advertentie dat er in het boelhuis stalling was, geeft aan dat degenen die met de chais of tilbury kwamen, hun paarden daar konden stallen. De meeste mensen zullen echter lopend gearriveerd zijn.

Familie de Roos.

De verkoop van vee en landbouw gereedschappen  vond meestal plaats wanneer de boer er mee op hield. Hier is overlijden  de reden. In de advertentie is vermeld: Ten sterfhuize van Folkert Jacob de Roos. Hij kwam uit Rinsumageest en was geboren in het jaar 1813 en overleed in 1887.Hij werd boer op deze boerderij in het jaar 1852. Hij trouwde toen met de wed. Boersma-Jensma die daar woonde. Trijntje Cornelis Jensma  was in 1841 gehuwd  met Bokke Jans Boersma. Hij is echter overleden in 1850. Zij hadden vier kinderen waarover Folkert de Roos stiefvader en mede voogd werd. Zij werden later voorkinderen genoemd. Hij en zijn vrouw Trijntje kregen samen nog vijf kinderen waaronder drie jongens.  Het was natuurlijk onmogelijk om de jongens uit zowel het eerste en als het tweede  huwelijk allen boer te laten worden, daarom emigreerden meerdere leden van het gezin, zowel Boersma’s als de Roos naar Verenigde Staten van Amerika. De jongste zoon , Gerlof de Roos b.v. geboren in 1860 verliet Hogebeintum in het jaar van het boelgoed en emigreerde naar Running Water South Dakota in 1894.  Van de Boersma’s in het gezin emigreerden ook enkelen die ook in South Dakota terecht kwamen in  Springfield. Hier een prachtige klassieke foto van het gezin van Gerlof de Roos.

 boelgoed4

Gerlof de Roos en zijn vrouw Taetske Piers Rijpstra en hun kinderen.

boelgoed5
Op deze foto staan ze voor hun huis in South Dakota.

Dat de boerderij niet door de familie de Roos werd voortgezet zal te maken hebben met de zware landbouwkrisis die in de tachtiger jaren van de negentiende eeuw heerste. Veel boeren gingen failliet en moesten hun boerderij verlaten, emigreerden, werden arbeider of  ook wel kastelein. De familie van der Woude werd de opvolger op de boerderij, te weten drie generaties, eerst Sijmen P. van der Woude, daarna zoon Wietse S. van der Woude en vervolgens zoon Rindert W. van der Woude. De boerderij wordt nu bewoond door Willem en Neeltje van der Woude. Er is geen bedrijfsvoering meer.


December 2017 JOHANNES VAN DIJK

Bron: Advertentie, Leeuwarder Courant 1887, foto boerderij: J. van Dijk, schets Hogebeintemermieden J. van Dijk,  foto’s fam.de Roos: Joh. Boersma, Tekening  Feenstra huis   Rein Halbersma.

 boelgoed6

Feeenstra huis op de Hogebeintemermieden. Tekening Rein Halbersma

Ontstaansgeschiedenis van Ferwert en Hegebeintum

De ontstaansgeschiedenis van de beide terpdorpen

Om meer te weten te komen over de vroegere geschiedenis van Ferwert en Hegebeintum moeten we ver terug in de tijd, naar de perioden van de ijstijden, toen grote delen van Europa met tientallen meters dik ijslagen waren bedekt. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat op de plaats waar we nu wonen eens een groot, dik pak ijs lag. Deze ijslaag reikte tot ongeveer de helft van Nederland.

Nadat het klimaat veranderde en warmer werd, smolt het ijs en raakte de bodem weer begroeid. Langzamerhand ontstonden er grote bossen. Fryslan heeft er toen heel anders uitgezien dan nu want de bossen streken zich uit tot ver wat we nu de Noordzee noemen. In die tijd zullen hier ook de eerste mensen hebben rond gezworven. Waarschijnlijk woonde men hier niet omdat het in de winter heel erg koud moet zijn geweest met zware sneeuw- en zandstormen die het leven hier niet aantrekkelijk maakten. Wel kwamen in de zomerperiode vermoedelijk jagers hier naar toe die op jacht gingen naar rendieren die in grote getale voorkwamen. We spreken dan over de periode van 9.000 – 14.000 voor Christus.

Tegelijk met het warmer worden van het klimaat steeg ook de zeespiegel. In het noorden van onze huidige provincie leidde dat tot overstromingen vanuit zee. Hierdoor werd vruchtbare klei afgezet, waarop kweldervegetaties ontstonden. Meer landinwaarts, achter de strandwallen en dieper de provincie in, kon het water moeilijk wegkomen en ontstonden veenmoerassen. Zo begon de veenvorming. Die veenvorming werd soms weer onderbroken door overstromingen vanuit zee, en uiteindelijk ontstonden op al die wijze verschillende bodemlagen: veengronden, al dan niet met tussenliggende kleilaagjes, klei op veengronden en kleigronden.

Doordat de zeespiegel steeds hoger rees, steeg ook het grondwater, waardoor meren en plassen ontstonden. In en rond de meren ontwikkelde zich volop planten- en dierenleven. In het zuidoosten van Fryslan vestigden zich de eerste bevolkingsgroepen. Het tastbare resultaat van hun aanwezigheid vinden we terug in de hunebedden, graven van grote stenen die waren meegevoerd in de ijstijd. Door grote perioden van droogte verdorde de begroeiing en de bewoners moesten verder naar het noorden om geschikte gronden te vinden, dit zal zo rond 500 voor Christus zijn geweest.

Men ging zich vestigen op natuurlijke hoogten die een redelijke veiligheid boden bij hoge waterstanden. Pas later zijn de mensen ertoe over gegaan om de hoogten steeds veiliger te maken door ze met klei en afval te verhogen, de eerste terpen ontstaan. In Fryslan zijn dit er waarschijnlijk meer dan 1.000 geweest. Een groot probleem voor de terpbewoners was het drinkwater, immers zout water overspoelde regelmatig het omliggende gebied. Vandaar dat in de terpen putten werden gegraven die bij storm werden afgesloten om te voorkomen dat er zout water in werd geblazen. Nieuwe huizen werden over de oude gebouwd en zo werd de terp steeds hoger en veiliger. Bij terpafgravingen, ook bij Ferwert en Hegebeintum, heeft men dit verschijnsel duidelijk in de bodem terug gevonden. Dit heeft ons veel geleerd over onze vroegere dorpsgenoten.

Na het jaar 1.000 verschenen de eerste dijken, veel lager dan de zeedijk op deltahoogte zoals we die nu kennen. Wellicht zijn de huidige zomerdijken het beste te vergelijken met de dijken van toen. Het waren vooral de monniken die er voor zorgden dat het gebied in Noord-Fryslan een stuk veiliger werd bij stormachtig weer. De terpen verloren hun functie en werden pas weer interessant toen aan het eind van de 18de eeuw werd ontdekt dat de terpgrond heel erg vruchtbaar was en de grond voor een behoorlijke prijs kon worden verkocht. De terp van Hegebeintum werd bijna helemaal afgegraven, slechts een klein deel, waarop de kerk staat, bleef staan. Ook de Burmaniaterp van Ferwert werd helemaal afgegraven. Van waar nu de sportvelden liggen tot en met de ijsbaan was een grote terp met hierboven op Herjuwsmastate.

Bij de afgravingen is veel verloren gegaan maar er is ook veel gevonden en bewaard gebleven. Veel van de terpvondsten zijn terug te vinden in het Fries museum in Leeuwarden. Tijdens de afgraving van de Burmaniaterp stuitte men op een massagraf. Het verhaal gaat dat onze dorpen ooit zijn getroffen door een grote ramp. Het is mogelijk dat de ramp de pest (ook wel de “gesel Gods” genoemd) is geweest. Diezelfde ramp heeft waarschijnlijk ook Easterbeintum, dat even voorbij Hegebeintum lag, getroffen. Dit dorp bestond reeds in de 9de eeuw en bezat een kerk met een toren. Toen het dorp door de pest werd getroffen was er maar 1 mogelijkheid om verdere verspreiding va de ziekte tegen te gaan: het dorp volkomen isoleren. Niemand mocht het dorp meer in, of beter gezegd uit. Soldaten lagen rond het dorp om dit te bewaken. Tientallen inwoners overleden aan de ziekte en waarschijnlijk zijn de weinig overgebleven inwoners, nadat de ziekte was uitgewoed, verhuisd naar de omliggende dorpen. Easterbeintum is langzaam maar zeker vervallen en er is niets van overgebleven. Uitgezonderd de klok uit de toren; die is er uit gehaald en hangt, volgens de verhalen, nog steeds in de toren van Ferwert.

Bron: It Burmaniapaad door Johannes van Dijk en Piet Nauta (blz. 9 t/m 11)

FERWERT EN HEGEBEINTUM TOEN

Het dorp Ferwert is ontstaan uit een aantal buurschappen, waarvan enkele op een terp lagen en op of bij de aanwezige natuurlijke oeverwal van de Waddenzee lagen. Bewoning van die terpen is er al voor de jaartelling geweest. De oeverwal kan men dateren op de 7de of 8ste eeuw. De zee is nu ver weg maar in de Middeleeuwen kwamen de vloeden regelmatig tot de standwal, waardoor de bewoners van de nederzettingen hun toevlucht gezocht moeten hebben op de terpen. Na het jaar 1.000 werd het kwelderland tegen de zee beschermd door dijken aan te leggen, die de terpen op de oeverwal met elkaar verbonden.

Oostelijk van de buurschap Ferwert moet een grote es (akker) gelegen hebben waarin de handels- en ambachtslieden een stukje bouwland gebruikten. In het begin van de 19de eeuw waren de contouren daarvan nog zichtbaar. Het is vrij zeker dat Ferwert in die tijden al een handelsplaats geweest is.

Dit is te herkennen aan het feit dat later over een groot aantal Ferwerter huizen floreenbelasting betaald moest worden, in tegenstelling tot andere dorpen waar deze belasting maar voor enkele huizen gold. Deze belasting, reeds ingevoerd in 1511, vormt een bevestiging van handelsactiviteiten in de Middeleeuwen. Ferwert vervulde in die tijd dus al een centrumfunctie. Dit werd ook bevestigd door het feit dat er al vroeg een kerk werd gesticht, mogelijk reeds in de 9de eeuw. Te reconstrueren is dat dit gebeurde doordat de bisschop van Utrecht Ferwerter landerijen geschonken kreeg. De Ferwerter kerk was dan ook een zogenaamde bisschoppelijke eigen-kerk, die gewijd was aan de heilige Martinus. Vanuit de kerk van Ferwert zijn kerken in de andere dorpen van Ferwerderadiel gesticht. Ferwert was dus de moederparochie.

De kerk viel onder de bisschop, maar rond het jaar 1300 is deze overgedragen aan het klooster Foswert. Vanaf toen was Foswert gerechtigd de pastoor in de Ferwerter kerk te benoemen. Klooster Foswert lag zuidelijk van Ferwert, was gesticht in de 12de eeuw en was ook op een terp gebouwd. Er moet een fraaie kerk bij de gebouwen aanwezig zin geweest. Het was een benedictijner dubbelklooster met meerdere uithoven en groot landbezit. Tijdens de reformatie in 1581 werden de gebouwen afgebroken en werden 3 boerderijen op het corpusland (stukken grond in bezit van het klooster) gesticht.

De gemeente Ferwerderadiel is genoemd naar de hoofdplaats Ferwert. (De gemeente is op op 1-1-2019 over gegaan in de gemeente Noord Oost Fryslan) In Ferwerderadiel bevonden zich 12 dorpen en 7 buurtschappen. Het is een oude grietenij zoals de gemeenten vroeger in Fryslan werden genoemd. Het voormalige grietenijhuis is te vinden op het Vrijhof. Het gemeentewapen van Ferwerderadiel is mogelijk het oudste grietenijwapen van Fryslan. Er is een afbeelding bekend van het jaar 1393. Het word omschreven als “een schild van lazuur beladen met zeven sterren van goud paalswijze geplaatst 2,3,2. Het schild is gedekt met een gouden kroon”.

Ferwert bestond uit twee terpen, de lager gelegen dorpsterp en de Westerterp (ook wel Burmania terp genoemd) De Burmania terp bestond uit 2 delen. Westelijk was het state terrein waarop de monumentale Herjuwsmastate stond. Een bekende inwoner van Herjuwsma state was Gemmen van Burmania. Hij vertegenwoordigde Fryslan bij de inhuldiging van Philips II als Koning der Nederlanden. Bij die gelegenheid zou hij geweigerd hebben om te knielen voor de nieuwe koning. Hij zou daarbij gezegd hebben: “Wy Friezen knibbelje alline foar God”. (wij Friezen knielen alleen voor God)
Het oostelijke deel was de akkerterp, die eeuwenlang als bouwland gebruikt werd. De Burmaniaterp was een grote, hoge terp, maar minder hoog dan de terp van Hegebeintum. Van de Burmania terp is eigenlijk niets terug te vinden. In het jaar 1907 begon de afgraving ervan en deze duurde tot 1935.

Hegebeintum bestond oorspronkelijk ook uit twee terpen, namelijk Oosterbeintum en Westerbeintum. Westerbeintum is een zelfstandig dorp met de naam Hegebeintum geworden. Deze terp is met een hoogte van 8.80 meter boven NAP de hoogste terp van Fryslan, Nederland en Duitsland. Oosterbeintum is een terp gebleven (later wel afgegraven) maar bleef behoren tot het Ferwerter dorpsgebied. In Hegebeintum is de Harsta State met tuinen en hoven nog aanwezig. De namen van de adellijke geslachten die Harsta State in de loop der eeuwen bewoond hebben vinden we terug op de rouwborden in de kerk op de terp van Hegebeintum.

In Ferwert liep het anders. De eerder genoemde Herjuwsma state en de oostelijk van het dorp gelegen Cammingha state ondergingen het zelfde lot als zovele deftige states in Fryslan. Beide werden verkocht voor afbraak in het begin van de 19de eeuw. Bij beide stond op het terrein een boerderij waar veel land aan toebehoorde. Deze landerijen werden nadien als los land verpacht aan Ferwerter gardeniers, kleine zelfstandige ondernemers die leefden van de opbrengsten van enkele hectares land. Aan deze bedrijfstak is een einde gekomen door de schaalvergroting in de landbouw in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. Het centrum van het dorp is altijd het Vrijhof geweest met het karakteristieke 17de eeuwse poortje en daarachter de massieve Sint Martinuskerk. Bij het Vrijhof lagen de Lysteburen. (tegenwoordig Lytse Bourren geheten)

De Hogeburen die voor het Vrijhof liggen, kreeg na de oorlog de naam Hoofdstraat. Waarschijnlijk ontstonden de Nieuwe Buren (Nije Bourren) en de Nieuwe Streek (De Streek) in de 17de eeuw. De aanwezige haven werd rond 1880 van het centrum verplaatst naar de huidige Elingawei. Een haven was zeer belangrijk. Eeuwenlang ging immers het vervoer van en naar het dorp over het water. Vooral turf werd met scheepsladingen aangevoerd. In die tijd woonden veel schippers in het dorp. Eind 20ste eeuw is de dorpsvaart gedempt. In 1901 reed de eerste personentrein op de lijn Leeuwarden – Ferwert, het zogenaamde Dockumer Lokaaltje. Het station van Ferwert werd in 1940 gesloten en het stationsgebouw is in 1974 gesloopt. Het voormalige spoortracé en de stationslocatie zijn nog steeds zichtbaar.

In de 20ste eeuw vonden de grootste uitbreidingen van Ferwert plaats. Door de afgravingen van de Burmaniaterp konden voor de oorlog huizen aan de westkant aan de Marrumerweg gebouwd worden. Aan de oostkant, richting Blije, vond ook huizenbouw plaats. Na de 2de wereldoorlog waren de grootste uitbreidingen. Eerst werd een stratenplan aangelegd aan de zuidoostkant van het dorp en later werden aan de zuidwestkant De Wynacker, De Broll en It Suderheech gerealiseerd.

Bron: dorpsvisie Ferwert en Hegebeintum: doarpen op niveau. Blz. 7 t/m 10

Omgeving:

Het dorp Ferwert ligt ten midden van landerijen, die onder verdeeld kunnen worden in drie gebieden. Het akkerland, dat ten noorden van het dorp ligt, wordt het kleiland genoemd. In dit kleiland zijn halverwege de zeedijk nog de contouren zichtbaar van een oudere zeedijk. Het akkerland ten zuiden van het dorp wordt door de bewoners het zandland genoemd. Met zandland wordt zavelgrond bedoeld, een prachtig bewerkbare grond van uitstekende kwaliteit, getuige de notitie van Gemme van Burmania in zijn bijbel van 1558:
“op 26 aprillis de garst begon te airen binnen Ferwerd op Burmaniaterp, dat doe lang waar bij goede mans grootheid hetwelk te voren bij geen menschen heugenis geschied ware”.

Het derde gebied betreft de Hegebeintumer Mieden, die ten zuiden liggen van voormalig Klooster Foswert. De mieden waren oorspronkelijk een meenschar, een gebeid waar in oude tijden het vee gemeenschappelijk werd geweid, van zowel Ferwert als Hegebeintum. Het betreft hier grasland op knipklei, een dunne laag klei op veengrond. Deze klei is minder geschikt voor akkerbouw, vandaar dat we hier koeien en schapen zien grazen.

Ferwert had oorspronkelijk twee terpen, de dorpsterp (waar toren en kerk op het hoogste punt zijn gebouwd) en de Burmaniaterp, die in de Middeleeuwen ook de Westerterp genoemd werd. Op en rond de dorpsterp zijn in de loop der eeuwen in zuidelijke richting steeds meer huizen en boerderijen gebouwd. Zo ontstonden de Hogeburen en de Kleine Buren (Lytse Bourren) en later in de 17de eeuw de Nieuwe Buren (Nije Bourren)

Aan de noordoost zijde van het dorp stond het Camminghaslot en op de Westerterp stond het al oude kasteel Juwsma of Herjusma, waar vanaf het begin van de 16de eeuw tot de afbraak in 1816 de adelijke ‘Van Burmania’ familie heeft gewoond.

Het dorp is en was altijd bereikbaar via twee wegen, de doorgaande weg vans Leeuwarden naar Dokkum en de weg zuidelijk langs Hegebeintum via Ginnum naar Dokkum. Beide wegen zijn ‘begrind’ rond 1852. Daarvoor waren de wegen onverhard met vaak een looppad ernaast. In de 17de eeuw werd het looppad vanaf Marrum het “Stenen padt” genoemd.

Het dorp was vroeger ook bereikbaar via twee vaarten: de dorpsvaart die midden in het dorp begon en slingerend tussen de bouwlanden langs Hegebeintum en De Traan uitkwam bij de “Oude Pijp”. Deze vaart was oorspronkelijk een oude geul. De tweede vaart is de Burmaniavaart die westelijk van het dorp loopt en door de familie van Burmania is gegraven, dit is te zien aan de rechte stukken. Deze vaart was bedoeld om het slot per schip bereikbaar te maken. Ook deze vaart komt uit bij de Oude Pijp en loopt gezamenlijk met de Ferwerter vaart en de Marrumer vaart, via Wanswert richting de Ee.

Ferwert is een voornaam dorp dat reeds vanaf de Middeleeuwen altijd het centrum vande omgeving is geweest. Niet voor niets is de grietenij, een oudere naam voor de later burgerlijke gemeente, naar dit dorp genoemd.

Bron: Burmaniapaad door Johannes van Dijk en Piet Nauta (blz. 6 en 7)

Les Clochards

Les Clochards: beatband uit Ferwert

Durk de Boer, Durk van der Meer, Bote Bouma, Gerrit Boersma en Harm van der Meer.

Enige tijd geleden stond er een mooie foto van de Ferwerter band Les Clochards, op de Facebooksite van ‘Oud-Ferwert’. Voor veel (oud-) Ferwerters, van zeg maar 65 jaar en ouder, roept deze foto warme en nostalgische herinneringen op. Gys Lettinga en ik (Pyt Nauta) raakten er ook over in gesprek. Een hele hoop ‘wist noch wol’ verhalen borrelden op, ook al waren wij noch erg jong toen de band, in 1964, werd opgericht. We kenden natuurlijk alle bandleden nog: Harm en Durk van der Meer, Durk de Boer, Gerrit Boersma en Bote Bouma. Harm speelde basgitaar, broer Durk slaggitaar, Durk de B zorgde voor de solo’s op gitaar, Gerrit Boersma was de zanger en speelde mondharmonica. Tenslotte was er Bote Bouma, hij was de drummer van de band.

We konden ons ook nog een nummer herinneren dat door deze rockers met verve werd gebracht, het nummer Gloria van Them. Iedere keer wanneer dit mooie nummer nu nog door de ether knalt gaan onze herinneringen uit naar ‘onze’ band Les Clochards! Op zaterdagmiddag werd er gerepeteerd in één van de twee lokalen van de oude openbare school, daar waar nu het nieuwe gedeelte van het gemeentehuis is. Staande op onze fietsen, hangend tegen de brede vensterbanken konden we de verrichtingen van deze lokale muziekhelden bijwonen. Ook herinneren we ons een optreden van de band in de zwarte aardappelloods van Sterk aan het spoor. We waren veel te jong om naar binnen te mogen maar om het hoekje gluren bleek mogelijk. Het is bijzonder dat we nog zoveel herinneringen konden oproepen, het moet dus veel indruk op ons hebben gemaakt.

We wisten nog best veel maar al pratende rezen er ook veel vragen. Wie had de band eigenlijk opgericht? Hoe kwamen ze aan de naam? Hoe lang hebben ze bestaan? Bespeelden de jongens al een instrument toen het plan voor een band werd opgevat? Waar werd opgetreden, wat leverde het op en was er toen ook al sprake van Groupies? Gys vond dat we dit moesten gaan onderzoeken en dat we dit ook moesten vastleggen, immers dit is ook een interessant stukje geschiedenis van ons roemrijke dorp! Twee clochards wonen nog steeds in Ferwert, Durk van de Meer en Bote Bouma. Kort na ons voornemen om eens in gesprek te gaan met Bote of Durk, trof ik (Pyt) Bote tijdens een kuier door Ferwert. Bote reageerde meteen enthousiast toen uit de doeken werd gedaan wat ons plan was. ‘Jawis, moat altyd wurde’, was zijn spontane reactie. Hij vertelde er meteen bij dat er weinig foto’s en andere tastbare stukken bewaard zijn gebleven. Gelukkig zijn er nog wel de verhalen en de belevenissen. Na het gesprek met Bote leverde een bezoek aan Durk ook nog vele mooie verhalen en anekdotes op. Helaas mogen we niet alles publiceren….

Wanneer we met Bote rond de keukentafel zitten blijkt dat hij toch nog wat foto’s heeft gevonden en een dag later mailt hij nog meer materiaal. Een aantal van deze afbeeldingen staan in dit verslag. De leden van Les Clochards waren al lang vrienden van elkaar zo blijkt. In het begin van de 60-er jaren verandert er veel in de wereld. Jongeren beginnen zich te roeren en kiezen hun eigen muziek. The Beatles en The Rolling Stones zijn in korte tijd beroemd geworden met hun op blues en rock and roll gebaseerde muziek. De teksten van de nummers die worden geschreven, de haardracht van de bandleden, de kleren die ze dragen, het brengt ouders en opvoeders in verlegenheid. Maar, deze bands vallen zeer in de smaak bij de jongere generatie en overal beginnen jongeren met een ‘beatband’. Niet alleen in de grote steden dus, maar ook onze vrienden uit Ferwert raken besmet met dit virus. De jongens, de meesten zo rond 18 jaar, steken de koppen bij elkaar en besluiten een band op te richten, dit zal rond 1964 zijn geweest.

Twee clochards wonen nog steeds in Ferwert, Durk van de Meer en Bote Bouma. Pyt trof Bote tijdens een kuier door Ferwert en Bote reageerde meteen enthousiast toen uit de doeken werd gedaan wat ons plan was. 'Jawis, moat altyd wurde!' 

Er is wel een klein probleem, behalve Bote bespeelt er niemand een instrument… Natuurlijk is dit op te lossen en de mannen gaan op gitaarles naar Leeuwarden, dit een jaar lang. Dan zijn de fabulous- five er klaar voor. Bote heeft dan al veel ervaring opgedaan als drummer bij een gezelschap dat met name optreedt bij bruiloften en partijen. Hij meent zich te herinneren dat de naam van dit gezelschap ‘de WIBO’s luidde. Dit zou de afkorting van Wieger Bouma, de vader van Bote, kunnen zijn maar zeker is dit niet. Dit gezelschap zorgde voor een gevarieerd programma tijdens feestelijke gelegenheden. Wieger Bouma en Jilles Postma speelden op de accordeon (Jilles ook nog saxofoon), de zusje Kingma (Tsjitske en Hillie), zongen en speelden gitaar. Johannes de Ruiter en Willem Vis deden sketches. Jan de Ruiter speelde accordeon net als Pietsje, de zus van Bote. Het grote gezelschap werd vervoerd in de laadbak van de vrachtauto van de Fa de Ruiter.

  • Bote Bouma

  • Jilles Postma en Wieger Bouma

  • Willem Vis en Johannes de Ruiter

  • Hillie en Tsjitske Kingma

De oude openbare school diende als oefenruimte

De band begint met oefenen. Een echte versterker is er niet, dus men moet het doen met de versterking via lampradio’s en Lútzen Buursma helpt hierbij. Het enthousiasme is er echter niet minder om. Een oefenruimte wordt gevonden in de eerder genoemde oude openbare school. Deze ruimte wordt gedeeld met het muziekkorps en de drumband. In het andere lokaal is dan de ouderensoos gevestigd. Wanneer er optredens komen wordt er een busje van Chris van der Weij uit Blije gehuurd. Bote heeft een rijbewijs dus hij is meestal de chauffeur. Er is ook een platenspeler gekocht en platen natuurlijk. Door goed naar de platen te luisteren worden de nummers ingeoefend. Bote kan zich herinneren dat hij thuis naar de uitgekozen muziek luisterde en zijn drumpartij op deze wijze instudeerde. Toen er wat geld was gespaard kon er een heuse versterker worden gekocht.

Tijd voor het eerste optreden. De bovenzaal van een café in Stiens wordt gehuurd. De entree is voor de clochards, de drankomzet is voor de kastelein. Er zijn dan ongeveer 10 nummers ingestudeerd met als gevolg dat de nummers regelmatig voorbijkomen op deze avond. De jongens hadden de truc bedacht door te zeggen dat er een verzoeknummer was aangevraagd, het beperkte repertoire kon zo worden gemaskeerd. Ook in de pauze zorgde men voor muziek. De eerder genoemde platenspeler werd aangesloten op de versterker en zorgde zo voor veel vertier. Het is niet helemaal duidelijk wie de naam ‘Les Clochards’ heeft bedacht, maar de mannen waren allemaal wel als zwervers gekleed tijdens hun optredens. Na dit succesvolle begin kon de band op meerdere plaatsen komen spelen. Het werd tevens tijd voor een manager, dit werd vriend en dorpsgenoot Rienk van Hijum. Rienk bedacht een mooi en lucratief plan.

De loods van Berg in Marrum kon worden gehuurd. De entreegelden en de drankomzet kon dan door de jongens zelf worden geïnd. Om een vergunning te krijgen voor een dergelijk evenement bleek echter nog niet zo makkelijk te zijn. Manager Rienk ging bijna iedere dag zeuren bij dorpsagent Krijger om toestemming te krijgen. Dit had uiteindelijk resultaat. Rienk kreeg de vergunning maar er mocht geen alcohol worden geschonken. Of dit in de praktijk ook zo is gegaan is niet bekend maar het optreden was een groot succes, ook financieel. Er werd zoveel verdiend dat er nieuwe spullen konden worden gekocht. Na het optreden in deze loods moest er, op zondag, worden schoongemaakt en volgens Bote was dit meer een soort afterparty. Goed geluimd gingen de vrienden, verkleed als zwervers, naar Wierum waar de vriendinnen van Harm en Bote woonden bij hun ouders. ‘Dêr makken we in minne beurt’, vertelde onze drummer.

Voor de optocht van het dorpsfeest maakte het stel een versierde wagen in de nieuwe loods van Hoogland. Gezien de vele decibels en de muziekkeuze hadden veel (oudere) dorpsbewoners en commissieleden hier de nodige moeite mee. Het compromis werd gesloten dat de Les Clochards als laatste wagen zou mogen aansluiten.

De jongens gingen natuurlijk ook optreden in eigen dorp. Nadat een optreden in de loods van Sterk zeer succesvol was geweest ontstond er enige reboelje. De band ontving maar weinig geld en dit zou hen een volgende keer niet weer overkomen. Er werd afgesproken dat er een volgende keer een extra bedrag zou volgen. Het optreden volgde maar het extra geld niet. Nadat de mannen onder het genot van enige consumpties de frustraties lieten oplopen werd besloten het geld op te halen bij de betreffende commissie. Er ontstond een dreigende sfeer. Het betreffende commissielid maakte duidelijk dat het afgesproken bedrag wel degelijk door de penningmeester zou zijn gebracht. Waarschijnlijk had deze een andere bestemming voor het bedrag gevonden. Later is dit wel rechtgetrokken.

Natuurlijk waren onze stoere zwervers ook populair bij de meiden, het bandleven is immers ook seks-drugs en rock and roll…

Met de populariteit van de band nam ook het aantal optredens toe. In Dokkum, in café de Veehandel, werd er een week lang iedere avond opgetreden. Bekende nummers die men speelde waren o.a: I can’t get no satisfaction, Little Red Rooster en Paint it black van de Stones. Natuurlijk mocht de grote toenmalige hit, A whiter Shade of Pale, van Procul Harum niet ontbreken. Er zijn zelfs plannen geweest om gedurende een maand lang iedere avond Ameland onveilig te maken door daar op te treden. Waarom dit uiteindelijk niet is doorgegaan is niet meer te achterhalen maar het zou er mee te maken kunnen hebben dat Durk van de Meer naar zee ging en dat Bote in dienst moest.

Natuurlijk waren onze stoere zwervers ook populair bij de meiden, het bandleven is immers ook seks-drugs en rock and roll… Bote en Harm hebben toen hun partner getroffen bij een optreden. Maar over het gedrag van de bandleden laat Bote zich verder niet uit. Het lijkt of zijn geheugen hem in de steek heeft gelaten. Wel herinnert hij zich het verhaal van de toen bekende Ferwerter en zeeman Eelke Jongsma. Eelke wilde ook graag een keer mee met een optreden en bood aan om in Holwert een eerste tussenstap in het café te houden en de kosten voor zijn rekening te nemen. Dit was natuurlijk niet tegen dovemansoren gezegd. Na dit intermezzo volgde het succesvolle optreden in Hantum. Echter, na het optreden en het opruimen was Eelke in geen velden of wegen te bekennen. Net op het moment dat de clochards in het busje wilde stappen kwam Eelke vloeken en scheldend aangelopen. De vader van het meisje dat hij had thuisgebracht had hem met een klomp flink geraakt!

De jongens van de band waren natuurlijk ook vrienden van elkaar en gingen samen op vakantie. Ameland was een mooie bestemming en dichtbij. Het verdiende geld van de optredens ging mee en ook de gitaren. Natuurlijk was de bedrijfskleding ook gepakt en zo kon het zijn dat een enkele clochard bij een temperatuur van ruim 30 graden in zijn bontmantel naar het strand ging. Een band heeft natuurlijk een image hoog te houden is het niet? Midden op de weg in Nes werd er opgetreden totdat de politie meende de feestvreugde te moeten bederven. De vakantievreugde duurde overigens aanmerkelijk korter dan de geplande week. Na 4 dagen was al het geld op! Durk en Rienk hebben het verblijf nog enkele dagen kunnen verlengen door hun bromfiets in te zetten als taxi.

Durk en Harm met fans Aebele Teitsma en Nanne Jonkman, vakantie op Ameland

Na ongeveer twee jaar te hebben bestaan is er een einde gekomen aan deze roemruchte band. Waarom het is geëindigd? Het zal een samenloop van omstandigheden zijn geweest. De jongens werden ouder, kregen (ander) werk, verkering en toen hield het gewoon op. Wat blijft zijn de mooie herinneringen aan deze eerste echte beatband uit Ferwert!

Bote drumt niet meer, Durk van der Meer heeft net weer een gitaar gekocht en is weer aan het oefenen. Waarschijnlijk zit hij zachtjes mee te zingen: G-L-O-R-I-A………. GLORIA!

Gys Lettinga en Pyt Nauta

Met dank aan Bote Bouma en Durk van der Meer

 

Oproep: wie heeft er nog meer anekdotes, informatie en/of foto’s over de Les Clochards? Graag sturen naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.