De ontstaansgeschiedenis van de beide terpdorpen
Om meer te weten te komen over de vroegere geschiedenis van Ferwert en Hegebeintum moeten we ver terug in de tijd, naar de perioden van de ijstijden, toen grote delen van Europa met tientallen meters dik ijslagen waren bedekt. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat op de plaats waar we nu wonen eens een groot, dik pak ijs lag. Deze ijslaag reikte tot ongeveer de helft van Nederland.
Nadat het klimaat veranderde en warmer werd, smolt het ijs en raakte de bodem weer begroeid. Langzamerhand ontstonden er grote bossen. Fryslan heeft er toen heel anders uitgezien dan nu want de bossen streken zich uit tot ver wat we nu de Noordzee noemen. In die tijd zullen hier ook de eerste mensen hebben rond gezworven. Waarschijnlijk woonde men hier niet omdat het in de winter heel erg koud moet zijn geweest met zware sneeuw- en zandstormen die het leven hier niet aantrekkelijk maakten. Wel kwamen in de zomerperiode vermoedelijk jagers hier naar toe die op jacht gingen naar rendieren die in grote getale voorkwamen. We spreken dan over de periode van 9.000 – 14.000 voor Christus.
Tegelijk met het warmer worden van het klimaat steeg ook de zeespiegel. In het noorden van onze huidige provincie leidde dat tot overstromingen vanuit zee. Hierdoor werd vruchtbare klei afgezet, waarop kweldervegetaties ontstonden. Meer landinwaarts, achter de strandwallen en dieper de provincie in, kon het water moeilijk wegkomen en ontstonden veenmoerassen. Zo begon de veenvorming. Die veenvorming werd soms weer onderbroken door overstromingen vanuit zee, en uiteindelijk ontstonden op al die wijze verschillende bodemlagen: veengronden, al dan niet met tussenliggende kleilaagjes, klei op veengronden en kleigronden.
Doordat de zeespiegel steeds hoger rees, steeg ook het grondwater, waardoor meren en plassen ontstonden. In en rond de meren ontwikkelde zich volop planten- en dierenleven. In het zuidoosten van Fryslan vestigden zich de eerste bevolkingsgroepen. Het tastbare resultaat van hun aanwezigheid vinden we terug in de hunebedden, graven van grote stenen die waren meegevoerd in de ijstijd. Door grote perioden van droogte verdorde de begroeiing en de bewoners moesten verder naar het noorden om geschikte gronden te vinden, dit zal zo rond 500 voor Christus zijn geweest.
Men ging zich vestigen op natuurlijke hoogten die een redelijke veiligheid boden bij hoge waterstanden. Pas later zijn de mensen ertoe over gegaan om de hoogten steeds veiliger te maken door ze met klei en afval te verhogen, de eerste terpen ontstaan. In Fryslan zijn dit er waarschijnlijk meer dan 1.000 geweest. Een groot probleem voor de terpbewoners was het drinkwater, immers zout water overspoelde regelmatig het omliggende gebied. Vandaar dat in de terpen putten werden gegraven die bij storm werden afgesloten om te voorkomen dat er zout water in werd geblazen. Nieuwe huizen werden over de oude gebouwd en zo werd de terp steeds hoger en veiliger. Bij terpafgravingen, ook bij Ferwert en Hegebeintum, heeft men dit verschijnsel duidelijk in de bodem terug gevonden. Dit heeft ons veel geleerd over onze vroegere dorpsgenoten.
Na het jaar 1.000 verschenen de eerste dijken, veel lager dan de zeedijk op deltahoogte zoals we die nu kennen. Wellicht zijn de huidige zomerdijken het beste te vergelijken met de dijken van toen. Het waren vooral de monniken die er voor zorgden dat het gebied in Noord-Fryslan een stuk veiliger werd bij stormachtig weer. De terpen verloren hun functie en werden pas weer interessant toen aan het eind van de 18de eeuw werd ontdekt dat de terpgrond heel erg vruchtbaar was en de grond voor een behoorlijke prijs kon worden verkocht. De terp van Hegebeintum werd bijna helemaal afgegraven, slechts een klein deel, waarop de kerk staat, bleef staan. Ook de Burmaniaterp van Ferwert werd helemaal afgegraven. Van waar nu de sportvelden liggen tot en met de ijsbaan was een grote terp met hierboven op Herjuwsmastate.
Bij de afgravingen is veel verloren gegaan maar er is ook veel gevonden en bewaard gebleven. Veel van de terpvondsten zijn terug te vinden in het Fries museum in Leeuwarden. Tijdens de afgraving van de Burmaniaterp stuitte men op een massagraf. Het verhaal gaat dat onze dorpen ooit zijn getroffen door een grote ramp. Het is mogelijk dat de ramp de pest (ook wel de “gesel Gods” genoemd) is geweest. Diezelfde ramp heeft waarschijnlijk ook Easterbeintum, dat even voorbij Hegebeintum lag, getroffen. Dit dorp bestond reeds in de 9de eeuw en bezat een kerk met een toren. Toen het dorp door de pest werd getroffen was er maar 1 mogelijkheid om verdere verspreiding va de ziekte tegen te gaan: het dorp volkomen isoleren. Niemand mocht het dorp meer in, of beter gezegd uit. Soldaten lagen rond het dorp om dit te bewaken. Tientallen inwoners overleden aan de ziekte en waarschijnlijk zijn de weinig overgebleven inwoners, nadat de ziekte was uitgewoed, verhuisd naar de omliggende dorpen. Easterbeintum is langzaam maar zeker vervallen en er is niets van overgebleven. Uitgezonderd de klok uit de toren; die is er uit gehaald en hangt, volgens de verhalen, nog steeds in de toren van Ferwert.
Bron: It Burmaniapaad door Johannes van Dijk en Piet Nauta (blz. 9 t/m 11)
FERWERT EN HEGEBEINTUM TOEN
Het dorp Ferwert is ontstaan uit een aantal buurschappen, waarvan enkele op een terp lagen en op of bij de aanwezige natuurlijke oeverwal van de Waddenzee lagen. Bewoning van die terpen is er al voor de jaartelling geweest. De oeverwal kan men dateren op de 7de of 8ste eeuw. De zee is nu ver weg maar in de Middeleeuwen kwamen de vloeden regelmatig tot de standwal, waardoor de bewoners van de nederzettingen hun toevlucht gezocht moeten hebben op de terpen. Na het jaar 1.000 werd het kwelderland tegen de zee beschermd door dijken aan te leggen, die de terpen op de oeverwal met elkaar verbonden.
Oostelijk van de buurschap Ferwert moet een grote es (akker) gelegen hebben waarin de handels- en ambachtslieden een stukje bouwland gebruikten. In het begin van de 19de eeuw waren de contouren daarvan nog zichtbaar. Het is vrij zeker dat Ferwert in die tijden al een handelsplaats geweest is.
Dit is te herkennen aan het feit dat later over een groot aantal Ferwerter huizen floreenbelasting betaald moest worden, in tegenstelling tot andere dorpen waar deze belasting maar voor enkele huizen gold. Deze belasting, reeds ingevoerd in 1511, vormt een bevestiging van handelsactiviteiten in de Middeleeuwen. Ferwert vervulde in die tijd dus al een centrumfunctie. Dit werd ook bevestigd door het feit dat er al vroeg een kerk werd gesticht, mogelijk reeds in de 9de eeuw. Te reconstrueren is dat dit gebeurde doordat de bisschop van Utrecht Ferwerter landerijen geschonken kreeg. De Ferwerter kerk was dan ook een zogenaamde bisschoppelijke eigen-kerk, die gewijd was aan de heilige Martinus. Vanuit de kerk van Ferwert zijn kerken in de andere dorpen van Ferwerderadiel gesticht. Ferwert was dus de moederparochie.
De kerk viel onder de bisschop, maar rond het jaar 1300 is deze overgedragen aan het klooster Foswert. Vanaf toen was Foswert gerechtigd de pastoor in de Ferwerter kerk te benoemen. Klooster Foswert lag zuidelijk van Ferwert, was gesticht in de 12de eeuw en was ook op een terp gebouwd. Er moet een fraaie kerk bij de gebouwen aanwezig zin geweest. Het was een benedictijner dubbelklooster met meerdere uithoven en groot landbezit. Tijdens de reformatie in 1581 werden de gebouwen afgebroken en werden 3 boerderijen op het corpusland (stukken grond in bezit van het klooster) gesticht.
De gemeente Ferwerderadiel is genoemd naar de hoofdplaats Ferwert. (De gemeente is op op 1-1-2019 over gegaan in de gemeente Noord Oost Fryslan) In Ferwerderadiel bevonden zich 12 dorpen en 7 buurtschappen. Het is een oude grietenij zoals de gemeenten vroeger in Fryslan werden genoemd. Het voormalige grietenijhuis is te vinden op het Vrijhof. Het gemeentewapen van Ferwerderadiel is mogelijk het oudste grietenijwapen van Fryslan. Er is een afbeelding bekend van het jaar 1393. Het word omschreven als “een schild van lazuur beladen met zeven sterren van goud paalswijze geplaatst 2,3,2. Het schild is gedekt met een gouden kroon”.
Ferwert bestond uit twee terpen, de lager gelegen dorpsterp en de Westerterp (ook wel Burmania terp genoemd) De Burmania terp bestond uit 2 delen. Westelijk was het state terrein waarop de monumentale Herjuwsmastate stond. Een bekende inwoner van Herjuwsma state was Gemmen van Burmania. Hij vertegenwoordigde Fryslan bij de inhuldiging van Philips II als Koning der Nederlanden. Bij die gelegenheid zou hij geweigerd hebben om te knielen voor de nieuwe koning. Hij zou daarbij gezegd hebben: “Wy Friezen knibbelje alline foar God”. (wij Friezen knielen alleen voor God)
Het oostelijke deel was de akkerterp, die eeuwenlang als bouwland gebruikt werd. De Burmaniaterp was een grote, hoge terp, maar minder hoog dan de terp van Hegebeintum. Van de Burmania terp is eigenlijk niets terug te vinden. In het jaar 1907 begon de afgraving ervan en deze duurde tot 1935.
Hegebeintum bestond oorspronkelijk ook uit twee terpen, namelijk Oosterbeintum en Westerbeintum. Westerbeintum is een zelfstandig dorp met de naam Hegebeintum geworden. Deze terp is met een hoogte van 8.80 meter boven NAP de hoogste terp van Fryslan, Nederland en Duitsland. Oosterbeintum is een terp gebleven (later wel afgegraven) maar bleef behoren tot het Ferwerter dorpsgebied. In Hegebeintum is de Harsta State met tuinen en hoven nog aanwezig. De namen van de adellijke geslachten die Harsta State in de loop der eeuwen bewoond hebben vinden we terug op de rouwborden in de kerk op de terp van Hegebeintum.
In Ferwert liep het anders. De eerder genoemde Herjuwsma state en de oostelijk van het dorp gelegen Cammingha state ondergingen het zelfde lot als zovele deftige states in Fryslan. Beide werden verkocht voor afbraak in het begin van de 19de eeuw. Bij beide stond op het terrein een boerderij waar veel land aan toebehoorde. Deze landerijen werden nadien als los land verpacht aan Ferwerter gardeniers, kleine zelfstandige ondernemers die leefden van de opbrengsten van enkele hectares land. Aan deze bedrijfstak is een einde gekomen door de schaalvergroting in de landbouw in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. Het centrum van het dorp is altijd het Vrijhof geweest met het karakteristieke 17de eeuwse poortje en daarachter de massieve Sint Martinuskerk. Bij het Vrijhof lagen de Lysteburen. (tegenwoordig Lytse Bourren geheten)
De Hogeburen die voor het Vrijhof liggen, kreeg na de oorlog de naam Hoofdstraat. Waarschijnlijk ontstonden de Nieuwe Buren (Nije Bourren) en de Nieuwe Streek (De Streek) in de 17de eeuw. De aanwezige haven werd rond 1880 van het centrum verplaatst naar de huidige Elingawei. Een haven was zeer belangrijk. Eeuwenlang ging immers het vervoer van en naar het dorp over het water. Vooral turf werd met scheepsladingen aangevoerd. In die tijd woonden veel schippers in het dorp. Eind 20ste eeuw is de dorpsvaart gedempt. In 1901 reed de eerste personentrein op de lijn Leeuwarden – Ferwert, het zogenaamde Dockumer Lokaaltje. Het station van Ferwert werd in 1940 gesloten en het stationsgebouw is in 1974 gesloopt. Het voormalige spoortracé en de stationslocatie zijn nog steeds zichtbaar.
In de 20ste eeuw vonden de grootste uitbreidingen van Ferwert plaats. Door de afgravingen van de Burmaniaterp konden voor de oorlog huizen aan de westkant aan de Marrumerweg gebouwd worden. Aan de oostkant, richting Blije, vond ook huizenbouw plaats. Na de 2de wereldoorlog waren de grootste uitbreidingen. Eerst werd een stratenplan aangelegd aan de zuidoostkant van het dorp en later werden aan de zuidwestkant De Wynacker, De Broll en It Suderheech gerealiseerd.
Bron: dorpsvisie Ferwert en Hegebeintum: doarpen op niveau. Blz. 7 t/m 10
Omgeving:
Het dorp Ferwert ligt ten midden van landerijen, die onder verdeeld kunnen worden in drie gebieden. Het akkerland, dat ten noorden van het dorp ligt, wordt het kleiland genoemd. In dit kleiland zijn halverwege de zeedijk nog de contouren zichtbaar van een oudere zeedijk. Het akkerland ten zuiden van het dorp wordt door de bewoners het zandland genoemd. Met zandland wordt zavelgrond bedoeld, een prachtig bewerkbare grond van uitstekende kwaliteit, getuige de notitie van Gemme van Burmania in zijn bijbel van 1558:
“op 26 aprillis de garst begon te airen binnen Ferwerd op Burmaniaterp, dat doe lang waar bij goede mans grootheid hetwelk te voren bij geen menschen heugenis geschied ware”.
Het derde gebied betreft de Hegebeintumer Mieden, die ten zuiden liggen van voormalig Klooster Foswert. De mieden waren oorspronkelijk een meenschar, een gebeid waar in oude tijden het vee gemeenschappelijk werd geweid, van zowel Ferwert als Hegebeintum. Het betreft hier grasland op knipklei, een dunne laag klei op veengrond. Deze klei is minder geschikt voor akkerbouw, vandaar dat we hier koeien en schapen zien grazen.
Ferwert had oorspronkelijk twee terpen, de dorpsterp (waar toren en kerk op het hoogste punt zijn gebouwd) en de Burmaniaterp, die in de Middeleeuwen ook de Westerterp genoemd werd. Op en rond de dorpsterp zijn in de loop der eeuwen in zuidelijke richting steeds meer huizen en boerderijen gebouwd. Zo ontstonden de Hogeburen en de Kleine Buren (Lytse Bourren) en later in de 17de eeuw de Nieuwe Buren (Nije Bourren)
Aan de noordoost zijde van het dorp stond het Camminghaslot en op de Westerterp stond het al oude kasteel Juwsma of Herjusma, waar vanaf het begin van de 16de eeuw tot de afbraak in 1816 de adelijke ‘Van Burmania’ familie heeft gewoond.
Het dorp is en was altijd bereikbaar via twee wegen, de doorgaande weg vans Leeuwarden naar Dokkum en de weg zuidelijk langs Hegebeintum via Ginnum naar Dokkum. Beide wegen zijn ‘begrind’ rond 1852. Daarvoor waren de wegen onverhard met vaak een looppad ernaast. In de 17de eeuw werd het looppad vanaf Marrum het “Stenen padt” genoemd.
Het dorp was vroeger ook bereikbaar via twee vaarten: de dorpsvaart die midden in het dorp begon en slingerend tussen de bouwlanden langs Hegebeintum en De Traan uitkwam bij de “Oude Pijp”. Deze vaart was oorspronkelijk een oude geul. De tweede vaart is de Burmaniavaart die westelijk van het dorp loopt en door de familie van Burmania is gegraven, dit is te zien aan de rechte stukken. Deze vaart was bedoeld om het slot per schip bereikbaar te maken. Ook deze vaart komt uit bij de Oude Pijp en loopt gezamenlijk met de Ferwerter vaart en de Marrumer vaart, via Wanswert richting de Ee.
Ferwert is een voornaam dorp dat reeds vanaf de Middeleeuwen altijd het centrum vande omgeving is geweest. Niet voor niets is de grietenij, een oudere naam voor de later burgerlijke gemeente, naar dit dorp genoemd.
Bron: Burmaniapaad door Johannes van Dijk en Piet Nauta (blz. 6 en 7)