Skip to main content
Heeft u vragen, opmerkingen, ideeën of suggesties? Stuur ons een e-mail via info@ferwertonline.nl

Hegebuorren 16 | nu Hoofdstraat 16

De âlde Brouwerij letter de Branderij

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 136
Kadastraal nummer in 1832: A 502 huis en erf

Foto anno 2024

De brouwerij wordt al genoemd in het jaar 1718.

De hiervoor genoemde Jasper Tjisses was toen eigenaar en gebruiker van de huijsinge en brouwerij. Tevens is hij “bruiker van de hovinge van de heer Grietman J. G. van Burmania”. Dit zal één van de hoven van Herjuwsma State geweest zijn.

In de hele achttiende eeuw is het gebruik van deze hovinge aangegeven bij de brouwerij. Tevens was de brouwer verplicht aan grondpacht ieder jaar twaalf goudguldens te betalen aan de adellijke van Burmania’s op Herjuwsma state.


Het pand heeft verschillende namen gehad, waaronder:

''Het wapen van Parijs''. 


Het pand kreeg toen ook een functie als herberg en werd door hen het “Het Wapen van Parijs” genoemd.

De naam zal als tegenhanger van de concurrent, het “Wapen van Ferwerderadeel” bedoeld zijn. De Leeuwarder Courant bevestigde de naam, want in het jaar 1802 werd in een advertentie vermeld dat er “negen pondematen costelijk greidland” aan de Hogebeintumervaart verkocht zouden worden “bij provisionele en finale palmslag” op 22 november om s’ middags 3 uur bij Hilbrand van der Ploeg, castelein in het Wapen van Parijs”. In het jaar 1802 had Hilbrand Pieters van der Ploeg de jeneverstokerij en herberg overgenomen. Aan de voorzijde van het pand had hij een grote kamer of zaal voor bruiloften, partijen en publieke verkopingen. Van der Ploeg was succesvol want in het jaar 1818 werd er 6400 liter jenever geproduceerd. Er was een stookketel aanwezig van honderd liter en vier beslagbakken van totaal 1300 liter.

In het jaar 1822 is van der Ploeg overleden en werd het grote pand verkocht voor 2026 guldens wat een fors bedrag was vergeleken met de toen heersende huizenprijzen. Frederik Kloosterman werd eigenaar. Rond 1840 stopten de activiteiten en werden de ketels verkocht en werd in de voormalige stokerij een stal gemaakt voor vijf koeien.

Nadien is in het pand altijd een herberg/café gevestigd geweest.

Een bekende logementhouder aan het einde van de negentiende eeuw was Hendrik Folkerts Klazinga.

In 1738 wordt Taeke Jans eigenaar en gebruiker van “huisinge en brouwerij”, en in het jaar 1748 was Bauke Tietes hier bierbrouwer. Hij had er een redelijk bestaan zoals in het belastingcohier van 1749 vermeld wordt. Hij en zijn weduwe hebben hier jaren bier gebrouwen want zij worden als brouwers genoemd tot ongeveer 1780. Ook een dochter wordt genoemd, Tjitske Baukes geheten. Waarschijnlijk heeft haar moeder aan het Leempad (nu een gedeelte van de Stationsstraat) een huis gebouwd wat later in meerdere huisjes verdeeld is en na de Tweede Wereldoorlog het “Fokje Blokje” genoemd werd. Eind achttiende eeuw werd het een huis met hof genoemd met als eigenaresse Bauke Tietes weduwe, later Tjitske Baukes. Rond het jaar 1780 werd de brouwerij verkocht aan Johannes Herfst.

In het jaar 1793 heeft de huisvrouw van Johannes Herfst de “huisinge en brouwerije” weer verkocht aan Pieter Bokkes Mr Timmerman te Blija en aan Pieter en Cornelis Meinerts voor 800 guldens. Johannes Herfst huurde van de nieuwe eigenaren een kamer in het pand en werd van beroep rentenier genoemd.

Opvallend is daarbij dat de steeg aan de Westkant die nu al sinds lang dichtgemaakt is, toen open was. Eigenaren van beide huizen hadden het recht van een vrije in- en uitgang in die steeg. Een clausule in het verkoopcontract van 1793 was, dat de eigenaar van het huis aan de westkant de kamervensters in de brouwerij niet mocht dichtmaken, niet mocht verduisteren dus. Genoemde nieuwe eigenaren zullen de brouwerij omgebouwd hebben tot een jenever stokerij of branderij want in het jaar 1796 wordt Pieter Meinerts als stoker genoemd in het pand. Later wordt ook zijn broer Cornelis Meinerts als jeneverstoker vermeld.

Een volksverhaal uit de tijd dat er nog geen waterleiding was en het drinkwater uit de regenwaterbak gehaald werd: Bij het nachtwateren werd toen altijd een po gebruikt die onder het bed of in een kastje stond. Dochters van een logementhouder die hier gewoond heeft, hadden vaak geen zin om met de volle nachtspiegel naar beneden te gaan en ledigden dan de inhoud in de dakgoot van de buurman. Dat was gemakkelijker. De vraag was dan en hoe gaat het met de buurman? Nee, de buurman was nooit ziek!

Na de oorlog was Vonk caféhouder in het pand. Hij had een baard, een sik. Bekend was in het dorp dat hem vaak gevraagd werd: “Vonk lust je sik nog schillen?”

Later waren de Vroeg, van Dellen,Scheffer, Renema, Hiddinga er caféhouder en was intussen de naam van het café “Stap der ris yn” geworden. Na jaren te zijn gebruikt als kroeg staat het pand inmiddels bekend als 'De Kroon van Marijn'.