Hegebuorren 11
De Grôtmakkerij
Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 15
Kadastraal nummer in 1832: A 545 huis en erf
Foto anno 2022
In het jaar 1687 werd al een gortmaker op de Hogeburen genoemd, het is Bokke Folkerts die dit beroep uitoefende en waarschijnlijk ook hier gewoond heeft.
In de achttiende eeuw werd de Ferwerder gortmakerij gedreven o.a. door een zekere Hendrik Wijbes en later door de koopman en gortmaker Pier Watzes. Pier Watzes, gedoopt te Ferwerd in het jaar 1743 was een zoon van Watse Piers en Saapke Pieters. Deze familie nam bij de naamsaanneming in het jaar 1811 de naam Hoogland aan.
Zijn zoon Jarig Piers die ook koopman en gortmaker werd, nam echter in 1811 niet de naam Hoogland aan, maar ontleende zijn achternaam aan het dorp waar hij woonde: Ferwerda. Pier Watzes en zijn zoon Jarich Piers Ferwerda zijn hier jarenlang gortmaker en koopman geweest. Eerstgenoemde woonde er al in het jaar 1778.
Pier Watzes zal waarschijnlijk ook dit huis gebouwd of verbouwd hebben want het jaartal 1783 stond op de zijmuur boven bij de schoorsteen.
Het eten van meelkost was in die tijd heel gebruikelijk. Het eten van aardappelen was toen nog lang niet zo ingeburgerd als in latere tijden. In de achttiende eeuw bloeiden de gortmakerijen dan ook in Ferwerderadeels dorpen. Ook in de negentiende eeuw, wanneer de aardappeloogst mislukte door ziekten in het gewas, viel men altijd weer terug op meelkost.
In het jaar 1832 werd de Gortmakerij publiekelijk verkocht en als volgt omschreven: “een tot velerlei bedrijven geschikte huizinge nr 15, bestaande in een groot voorhuis, voor, midden en achterkamer, en ruim Gorthuis waarin vroeger met succes eene Gortmakerij is gedreven”.
Verkopersche is de weduwe Jarig Piers Ferwerda, Klaaske Pieters geheten.
Het pand is toen verkocht aan Albert Louws de Vries, een chichoreifabriqeur die er met zijn gezin woonde. In het jaar 1854 werd het pand opnieuw ter verkoop aangeboden en omschreven als een “hechte en ruime Koopmanshuizinge tot vele affaires geschikt met pakhuis en ruim achterhuis (voormalige gortmakerij)”. De gortmakerij was dus toen al lang buiten gebruik. Rond 1870/1880 woonden er vier gezinnen in het huis. Achter waren kamers gemaakt. Gardenier Andries Heins Hijma woonde er met zijn vrouw en zes kinderen, Hendrik Jan Tepper met vrouw en zeven kinderen en Klaas Havinga met zijn vrouw Trijntje Wijnstok. Achter woonde nog een smidsknecht.
Het huis is later voor veel doeleinden gebruikt. Er is winkelnering in geweest en ook was er het postkantoor in gevestigd (familie Meester) zoals oude foto’s laten zien. In de twintigste eeuw was het lange tijd opgesplitst in twee gedeelten en woonden er altijd twee gezinnen.