Skip to main content
Heeft u vragen, opmerkingen, ideeën of suggesties? Stuur ons een e-mail via info@ferwertonline.nl

Vrijhof 5

It Pastoarshûs letter Gritenij- of Rjochthûs

Dorpsnummer in de eerste dorpsnummering: 151
Kadastraal nummer in 1832: A 558

Foto anno 2010

Dit laat middeleeuwse huis waarin nog muurgedeelten uit de 16e eeuw aanwezig zijn, was de pastorie, het huis waar in de Middeleeuwen de heer Pastoor woonde. Het is één van de oudste huizen van het dorp. In het jaar 1540 wordt genoemd dat de heer Johannes van Munster pastoor was in Ferwerd, in het jaar 1578 was dat de heer Lourens.

Bij de Reformatie, in het jaar 1581, de overgang van het Rooms-katholicisme naar het Calvinisme, kwam de predikant in plaats van de pastoor in dit huis wonen. Dit heeft geduurd tot het jaar 1723 toen de kerk een andere pastorie kocht. Zodoende werd toen dit huis verkocht. Uiteindelijk werd de heer Allard van Burum die op Cammingha State woonde en de Grietenij Ferwerderadeel samen eigenaren. In het deel wat de Grietenij bezat, werd de Rechtkamer gevestigd.

Zodoende werd het gebouw het Grietenijhuis of in de volksmond het Rechthuis genoemd omdat er tot de Franse tijd ook recht gesproken werd. Het ging hierom het Nedergerecht.

De advocaat van het Nedergerecht heette procureur. Deze woonde ook meestal in het dorp. Naast Rechtspreken werden er ook allerlei afkondigingen gedaan. De aankondiging van verkoop van landerijen bijvoorbeeld deed men meestal des zondags in de kerk, maar het schijnt in Ferwerd ook na de kerkdienst veel gedaan te zijn, vanaf de stoep van dit Grietenijhuis. Later heeft de Grietenij het hele huis in bezit gekregen.

Stins of stinshuis

Wat opvalt in Ferwert is dat de kerk een laat-Middeleeuws stinshuis bezat dat op het Vrijhof naast het poortje stond. In de Roomse tijd is dit ongetwijfeld het woonhuis van de pastoor geweest. De bouw zou plaats gevonden hebben in de 16e eeuw maar er zijn ook bronnen die de 15e eeuw als bouwtijd aangeven. Dat het oorspronkelijk een stins geweest is komt nog naar voren in het jaar 1712. In de kerkvoogdij rekening van 2 september van dat jaar wordt vermeld:

” Den 2 september aan Jacob Alberts gegeven ses stuivers voor een varndel brandewijn voor het opbrengen van de Kanteelsteen op ‘t Stins aan’t Pastoriehuis.” 

Het woord stins is opvallend hier. Nu waren in Friesland voor de achtiende eeuw bijna alle stinsen al afgebroken. Ze dateerden immers uit de tijd van voor 1400 toen het buskruit nog niet was uitgevonden en de dorpselite zich kon beschermen door bij gevaar in de stins te vluchten. Door de uitvinding van het buskruit was deze beschermfunctie van de stins vervallen. Het is daarom zeer opvallend dat het woord stins in 1712 nog genoemd werd en een tweede bijzonderheid is, dat een kanteelsteen werd opgebracht. Een kanteel is een deel van een tandenrand, vaak een hoekdeel. 

 

Verkoop door de gemeente

In het jaar 1840 is het nieuwe Gemeentehuis op de hoek nu Marrumer- en Hogebeintumerweg gebouwd en werd door de gemeenteraad besloten het oude gebouw aan het Vrijhof publiekelijk te verkopen.

De gemeenteraad had de raadsleden S.C. Bouma en A.H.Kupers gemachtigd de verkoop ter hand te nemen. Kupers, een bekend strijkgeldschrijver in die dagen, deed ook biedingen. Koper werd uiteindelijk Frans Ypey voor 1404 guldens, het huis werd omschreven in de akte als het voormalig Rechthuis met stalling en schuur. Deze stalling stond tegen het kerkhof aan.

In 1859 vond opnieuw een publieke verkoop plaats van zowel voormalig Rechthuis als schuur. De laatste werd omschreven dat “de schuur met roode pannen was gedekt, twee hooivakken, een secreet (is húske!) een stalling voor acht koeien en twee paarden bevatte, staande aan het kerkhof”. Koper is dan Jacob Watzes van der Wal voor 1826 guldens.

Luchtfoto gemeentehuis

Verkoop door secretaris Heijmans

Tien jaar later in 1869 is er weer een publieke verkoop waarbij het voormalige Rechthuis opnieuw te koop werd aangeboden. Het blijkt deze keer een bijzondere veiling te zijn. Wat blijkt: de geldschieter van Van der Wal is de Secretaris Heijmans die enkele huizen verderop aan het Vrijhof woonde. En het blijkt dat Van der Wal nog niets heeft afgelost en dat de heer Heijmans nu gebruik maakt van het recht wat in het leencontrakt was beschreven, namelijk het pand te verkopen. Tevens verklaarde Van der Wal schuldig te zijn aan de weledele heer Heijmans de somma van 1800 gulden en dat de heer Heijmans alle rechten had het pand te verkopen.

Het openingsbod op de provisionele veiling was 701 gulden. Een landbouwer verhoogde het bod naar 801 gulden. Een groot verschil voor van der Wal, want 1000 gulden was in die tijd een zeer fors bedrag. Op de finale veiling, twee weken later was het echter Heijmans die ging bieden en als enige bieder doorging tot het bedrag van 1101 gulden werd bereikt, wat het hoogste bedrag was. Hij werd daarmee eigenaar van het pand waarbij eveneens omschreven werd dat hij ten allen tijde het recht had, het verschil van 799 guldens bij Van der Wal op te vragen.

” Den 2 september aan Jacob Alberts gegeven ses stuivers voor een varndel brandewijn voor het opbrengen van de Kanteelsteen op ‘t Stins aan’t Pastoriehuis.” 

In beslagname!

In de jaren 1781 en 1782 was het politiek gezien onrustig, gezien de verwachte komst van de Fransen. Zodoende werd in een aantal dorpen ter beveiliging een cordon militairen gedetacheerd. Zo ook in het dorp Ferwerd. Het Gerecht te Ferwerd moest dit organiseren.

Het Gerecht regelde dit, schafte vlaggen aan, zorgde voor stalling voor de paarden van de ruiters, liet wachthuizen bouwen en zorgde voor inkwartiering van de militiesoldaten.

Dit moest betaald worden en omdat het Gerecht hiervoor te weinig geld had, leende men bij de ontvanger M. Lauerman te Ferwerd het toen kapitale bedrag van 3600 gulden tegen drie procent rente per jaar. Het bedrag van 1200 gulden kon nadien afgelost worden maar het restbedrag van 2400 gulden bleef openstaan.

In 1784 volgde een request van de Grietman van Ferwerderadeel de heer I. J. de Schepper aan de Staten van Friesland om het bedrag alsnog te voldoen. De Staten namen een jaar later een resolutie aan dat de grietenij zelf maar middelen moest beramen het bedrag te betalen. In de jaren daarna volgden verschillende requesten maar betaald werd er niet.

In het jaar 1795 was het bedrag nog niet betaald waarna de weduwe van Lauerman, Trijntje Bodus Tania, toen een vermogende renteniersche genoemd die aan de Hogeburen woonde, op 19 april van dat jaar beslag liet leggen op het Regthuis aan het Vrijhof door deurwaarder Andringa te Leeuwarden. Deze plakte proclamaties aan kerkdeur en regthuisdeur met de mededeling dat executoriale verkoop spoedig zou volgen en daarbij de lezers opriep tot: zegt het voort, zegt het voort!! Het gemeentebestuur werd onmiddellijk bijeen geroepen om de executoriale verkoop van het Regthuis te voorkomen. Uiteindelijk bleek de rechtsgrond onjuist te zijn, het Gerecht was geen eigenaar van het pand. Dan volgen nog vele requesten, verweerschriften en pleidooien van advocaten waarna uiteindelijk in het jaar 1810 in een rechtszaak werd vastgesteld dat het protest en bezwaar van de gemeente Ferwerderadeel het bedrag te betalen, nietig werd verklaard en de Gemeente alsnog aan de betalingsverplichting had te voldoen.

Zo kwam na 29 jaar een einde aan dit voor de gemeente smadelijke proces en heeft Trijntje Bodus Tania haar geld terug ontvangen.

Omdat het een groot huis was, verhuurde de heer Heijmans het aan meerdere families of alleenstaanden. Delen van het huis werden dan als kamers verhuurd. Vaak gebeurde dat aan weduwen die dan een gulden per week huur betaalden en het recht hadden gratis op elke dag van de week een emmer water uit de regenwaterbak te putten en op zaterdag en maandag een emmer extra. Zo woonden er in het jaar 1870 een drietal gezinnen in het huis en een alleenstaande vrouw. Onder de gezinnen was ook Jacob Watzes van der Wal die er met zijn vrouw Jeltje Norbruis woonde en hun vijf kinderen.

In het jaar 1872 toen de heer Heijmans al met pensioen was gegaan en in Huizum aan de Schrans woonde, heeft hij het huis verkocht aan Sake E. de Vries voor 1120 gulden en verklaarde het bedrag in perfectie en met genoegen te hebben ontvangen.

Of de heer Heijmans ooit het verschil á 799 guldens van Van der Wal heeft ontvangen is niet bekend.

Sake E. de Vries was landbouwer en emigreerde 24 jaar later in het jaar 1898, naar de Verenigde Staten van Amerika en verkocht het pand per 1 januari 1899 aan Harmen en Pieter de Boer, schippers te Ferwerd voor 750 gulden.

De genoemde gebroeders De Boer, later opgevolgd door Dirk de Boer en zijn zoon Steven de Boer hadden er een brandstofhandel in en verzorgden van hieruit het dorp van turf en later van anthraciet en eierkolen. Nadien woonden er twee families Oevering maar uiteindelijk bleef de familie S. Oevering er vijfendertig jaar wonen. Het huis is door hen in het jaar 1973 verkocht aan de burgerlijke gemeente. Het hele pand is toen prachtig gerestaureerd. Het heeft thans een woonfunctie en is particulier bezit.